Kasteel Van Horst
Foto: Jean Sauvillers, Halen, België
De bewoners
Het wondermooie waterslot van Horst is gelegen in de groene vallei van de Wingebeek tussen de heuvels van het Hageland. De goed bewaarde 14de eeuwse burcht is bij velen bekend uit de strips van de Rode Ridder. Deze pagina neemt u mee naar het middeleeuwse verleden van het kasteel en zijn bewoners.
Archiefgegevens uit 1369 leverden een eerste vermelding op van een gebouw (met opper- en neerhof) dat zich op de huidige plaats van het kasteel bevond. In het begin was er van langdurig verblijf door de eigenaars op het kasteel van Horst nog geen sprake. In die tijd leek het complex eerder een boerderij dan een kasteel. 1369 is het jaar dat de voorname, kapitaalkrachtige Amelrijck Boote de Horst koopt (1369 - 1405) "voor de som van 1000 franken vrancryx, goet van goude ende swair van gewichte". Maar de bewaarde kopieteksten geven niet weer of hij al dan niet de burcht opricht, hetzij kort na aankoop, maar eerder nog omstreeks 1388, wanneer hij de hogere rechtspraak krijgt.
Op te merken valt dat Amelrijk Boote reeds vanaf 1369 de grondkern der heerlijkheid afgekocht had van Jan van Landwijck, maar dat pas in 1388 deze heerlijkheid ten volle in zijn bezit kreeg. Naast de rechten verkregen van de hertogin in 1388, kocht Am. Boete in 1369 de volgende grondrechten en eigendommen:
Voor de volledige charter (1369 - 1388) verwijzen wij u naar: http://www.actagena.org/data/SPR/spr_deelI_Horst.htm
Voegen we er aan toe dat hertogin Johanna in deze transactie twee reserves gemaakt had: Amelrijc Boete verkreeg de heerlijkheid, behalve de `clocslagh' , dat is het recht om alle weerbare mannen van de heerlijkheid onder de wapens te roepen met de klok, in geval van nood. Ook behield de hertogin haar recht op `bede' , nl. het recht om belastingen te heffen.
Amelrijc Boete stichtte in de kerk te Sint-Pieters-Rode een zielemis met 9 lecties (1400), die rond 1770 nog steeds jaarlijks werd opgedragen (Manuale Past. Stas).
Uit het huwelijk van Amelrijc Boete met ... de Campenhout of Elisabeth de Schoonhoven werden, naar Parks archief, twee dochters geboren, Barbara en Elisabeth, maar volgens een andere bron zou er een derde dochter Catherina zijn.
Barbara huwde met Jean de Schoenhoven. Ze is wellicht zeer jong gestorven, want haar zuster Elisabeth (1405 - 1422) wordt vrouwe van Horst: zij verheft de heerlijkheid van Horst in een leenhof van Brabant, hetgeen geschiedde bij opvolging, vererving of koop. Telkens opnieuw moest de nieuwe leenman de leenheer trouw en aanhankelijkheid zweren; indien dit niet gebeurde verviel na verloop van tijd het leenrecht (Reg. der lenen van Brabant fol 29 Cfr Catal. Dom. Temp. de Horst, Park, Divaeus over Barbara Boete fol. 91 nr 16).
Foto: Jean Sauvillers, Halen, België
De heerlijkheid van Elisabeth Boete bestond uit Amelrijc Boete`s oorspronkelijk bezit "Am. Boete van Brussele houdt `t huys ter Horst mit zijne toebehoirten, mitten winnenlande, beempten, rinten, shijnsen, pachten, boshen, moelen, viveren, wateren, manscapenheerlickheden, opcomingen, ende vervallen, den vierden schoof tot Rode, die beke tot Gempe totter moelen tot Rode, die warande tot Rode, twelf manscapen daertoe behoerende dat vercochte J. van Landwijck (Rekenkamer reg. 555 fol. 33). Amelrijc Pinnock huwde met Margaretha de Schoonhoven. Zo geraakte stilaan de Pinnock-familie, die naar het woord van Poullet, zoals trouwens vele leden der latere Leuvense geslachten, `uit een wolzak geschud waren` t.t.z. afkomstig waren van handeldrijvende of in de lakennijverheid werkzame families, stilaan ingeburgerd in de rasechte adel. Amelrijc verbleef met zijn vrouw op het slot te Horst, waar hij zich bezig hield met het beheer der goederen der heerlijkbeid. Uit het huwelijk van Amelrijc Pinnock en Margaretha de Schoonhoven werden 9 kinderen geboren (Cat. Dam. Temp. de Horst): |
Almeric Boot, zie ook bij de Parentelen. Functie: Groot muntmeester van Brabant, Heer van Horst te Sint-Pieters-Rode, van Sterrebeek, waar hij de Donjons bouwde, en van Loupoigne [ABN 1911, eerste deel, pag. 308], Kasteelheer van Sterrebeek.
In de 15de eeuw werd het kasteel van Horst bewoond door een feodale heer, Amelryck Pynnock. Hij werd tot ver in de omtrek de Heer van Rode genoemd en had de reputatie zeer onverdraagzaam en wreed te zijn. Deze karaktertrekken werden toegeschreven aan zijn jeugdjaren vol tragische avonturen.
Op een zekere dag nam zijn vrouw, die voordien in een ander kasteel verbleef, haar intrek in het kasteel van Horst. De komst van de kasteelvrouw was een enorme opluchting voor de horigen. Ze had immers juist het tegenovergestelde karakter van haar man. Ze was bijzonder lief tegen iedereen. Zodra een van de horigen geteisterd werd door haar echtgenoot, kwam zij hen troosten.
Hoewel ze door haar goedheid het lot van de onderdanige boeren kon verlichten, was ze zelf niet in staat om het geluk te brengen in haar eigen huiskring. Haar echtgenoot bleef even nors als voordien. Bovendien werd hij geteisterd door de gedachte dat hij zijn vrouw kon verliezen. "Mijn echtgenote is adembenemend mooi en kan versierd worden door andere heren", zo dacht Amelryck Pynnock. Deze ver doorgedreven vorm van jaloezie bracht hem ertoe zijn vrouw en zichzelf op te sluiten in het kasteel. Ze kwamen enkel naar buiten voor feodale verplichtingen, zoals een jaarlijks bezoek aan het kasteel van Heverlee.
Ondanks het feit dat de kasteelvrouw opgesloten zat, kwam er nooit een klacht over haar lippen en bleef ze de boeren zo goed mogelijk helpen. Dit deed ze in samenwerking met haar aalmoezenier, die tevens de kapelaan van de slotkerk was. Op die manier kon ze gemakkelijk haar wensen aan hem toevertrouwen.
In opdracht van de kasteelvrouw moest hij nagaan of het leed op de boerderijen te wijten was aan luiheid of aan tegenslag. In het tweede geval kregen de horigen een aalmoes van de vrouw van Rode. Deze band tussen de kapelaan en de kasteelvrouw werd wel minutieus geheim gehouden voor de kasteelheer.
Op een zekere dag werd een onvrije betrapt op de gronden van Amelryck terwijl hij een haas aan het stropen was. Hij werd onmiddellijk de kerker ingegooid en veroordeeld tot opknoping. Toen de verloofde van de ongelukkige dit te horen kreeg, snelde ze naar de kasteelvrouw om haar te smeken tussen beide te komen.
Op haar beurt haastte de kasteelvrouw zich naar haar man om hem om genade te smeken. Hij weigerde, maar ze gaf de moed niet op. Ze spoorde de kapelaan aan om ook een poging te wagen haar man van mening te doen veranderen. De tussenkomst van de kapelaan bracht zijn vruchten op. De heer van Rode gaf uiteindelijk toe, zodat de schuldige jager vrijgesproken werd.
De dagen gingen voorbij en niemand dacht meer aan het voorval. Tot op de dag dat de kasteelheer en zijn vrouw hun jaarlijks bezoek brachten aan het kasteel van Heverlee. Vergezeld van de kapelaan en enkele dienaars vertrokken ze naar het kasteel.
Onderweg kwamen ze een bruidstoet tegen. Bij de komst van de heer haastte iedereen zich opzij om hem door te laten. Enkel de bruid bleef staan en keek de vrouw van Horst recht in de ogen. De kasteelvrouw had het meisje direct herkend: het was de verloofde die haar was komen smeken om haar vriend te verlossen.
De jonge bruid maakte het ruikertje los dat ze aan haar gordel droeg en gooide deze op de knieën van de echtgenote van de heer van Rode. Met tranen in de ogen dankte deze laatste voor dit gebaar. Ze was er nooit in geslaagd haar eigen man gelukkig te maken, maar het deed haar goed te zien dat ze andere mensen had kunnen helpen. De immense dankbaarheid van de jonge bruid lag haar nauw om het hart.
De heer, aan wie alles geheim was gehouden, begreep niet veel van het voorval en vroeg meteen aan zijn vrouw vanwaar ze dit ruikertje verdiende. Zijn echtgenote gebaarde meteen aan de kapelaan dat hij zijn mond moest houden en niets mocht verklappen van hun ontmoeting met het toenmalig verloofd meisje.
De heer van Rode had dit gebaar jammer genoeg gezien. Jaloers als hij was, verdroeg de kasteelheer deze verstandhouding niet tussen zijn echtgenote en de kapelaan. Woedend trok hij dan ook zijn dolk en keelde de kapelaan zonder aarzeling.
Bij het zien van de stervende kapelaan viel de vrouw van Rode in zwijm. Toen ze bijkwam, was ze waanzinnig en spoedig kwam de dood haar verlossen. Ondertussen was de heer tot inzicht gekomen door de misdaad, zijn dagen sleet in eenzaamheid, wroeging en verdriet. Naar men zegt zou hij belangrijke bedragen aan de kerk gestort hebben in de hoop zijn ziel vrij te kunnen kopen.
Sindsdien dwaalt zijn ziel rond op het domein van het kasteel, zoekend naar de eeuwige rust. Elke avond - om middernacht - rijdt hij in een zwarte karos, getrokken door paarden, door de donkere dreef. Met onheilspellend geluid stuift de karos door de bomen, terwijl stemmen in de duisternis smeken, klagen en vloeken. Dan flitst het blinkend lemmet van een dolk in het duister - dan een snijdende kreet en daarna niets meer... het spookbeeld verdwijnt verzwolgen door de nacht.
Het kasteel
Eerste fase: de landbouwuitbating
(eind 13e eeuw – midden 14e eeuw)
Archiefgegevens uit 1369 leverden een eerste vermelding op van een gebouw (met opper- en neerhof) dat zich op de huidige plaats van het kasteel bevond. In het begin was er van langdurig verblijf door de eigenaars op het kasteel van Horst nog geen sprake. In die tijd leek het complex eerder een boerderij dan een kasteel.
Naar het einde van deze periode toe, werd de boerderij omgebouwd tot `thuys ter Horst` met vijver en wijngaard. De basis van de huidige site met omwaterd opper- en neerhof is dus rond die tijd gelegd. Zoals veel middeleeuwse burchten uit deze periode vertoont het kasteel van Horst het basispatroon van een donjon, met daarop aansluitend de ridderzaal, een privé-vertrek en de kapel.
Archeologisch onderzoek bracht funderingen in ijzerzandsteen aan het licht uit de eerste helft van de 14e eeuw. Deze funderingen uit de zogenaamde eerste fase bevinden zich onder de huidige donjon, ridderzaal en privé- kamer. Gelijkaardige funderingen onder de Ovidiuszaal wijzen op de aanwezigheid van een gebouw dat in de 17e eeuw gesloopt werd en op die plaats werd de huidige westelijke vleugel opgetrokken. De kans bestaat dat zich op deze plaats de oorspronkelijke kapel bevond.
Tweede fase: de defensieve middeleeuwse burcht
(midden 14e eeuw – begin 16e eeuw)
Afbeelding met toestemming van: http://www.webgenius.be/~kasteelvanhorst/index.htm
Het begin van deze periode werd gekenmerkt door de oprichting van de burcht en de hofkapel. De burcht was versterkt, omwaterd, voorzien van een ophaalbrug en bevond zich in een domein met watermolen, wijnhuis, boom- en wijngaard, visvijvers enz.
Eén van de doelstellingen van de archeologische opgravingen was de herkomst en evolutie van de trapeziumvormige ruimte aan de oostelijke kant te onderzoeken. Dit deel werd opgetrokken in de tweede helft van de 14e eeuw.
De huidige donjon, de ridderzaal en het privé-vertrek werden in de eerste helft van de 15e eeuw opgetrokken, bovenop de ijzerzandstenen funderingen uit de eerste fase. De trapeziumvormige ruimte werd in deze periode ook opgetrokken, maar behield haar afmetingen. Daarnaast kwam er een nieuwe weermuur, met vermoedelijk een vierkant torentje.
In 1489 werd het kasteel in brand gestoken, als gevolg van een Leuvense opstand tegen de toenmalige heer van Horst. Na deze verwoestende brand bleven enkel de donjon, het poortgebouw en een deel van de weermuur in stand.
Logischerwijs werd daarna de restauratie opgestart, waarbij met de toren, het machts- en statussymbool, begonnen werd. De verwoeste trapeziumvormige ruimte uit de tweede fase werd gesloopt en de weermuur grotendeels heropgebouwd. Op de plaats van het vierkante torentje uit de 15e eeuw werd een ronde toren opgetrokken.
De tweede ronde toren die in dezelfde periode werd gebouwd aan het westelijk deel van de burcht, staat er nu nog steeds. Na de wederopbouw en enkele bijkomende verbouwingen was het domein en vooral het kasteel zelf één van de meest "kostelijke, schone en genoeglijkste verblijven van Brabant".
Natuurlijk valt er veel meer te schrijven over het kasteel van Horst, maar hiervoor verwijzen wij u naar de website, een link vindt u op de pagina Links onder `Kasteel van Horst`.
Een merkwaardige muurschildering in de donjon willen we u toch niet onthouden. Met dank aan: Erfgoed Vlaanderen Adres van het Kasteel van Horst: |
Het kasteel van Horst is een kasteel in Sint-Pieters-Rode (deelgemeente van Holsbeek in Vlaanderen). Het kasteel is goed bewaard en heeft nog de traditionele slotgracht.
Geschiedenis
Het gebouw ontstond als waterburcht in de dertiende eeuw. In het eind van de 15e eeuw werden de vierkante donjon, de aula en de camera gebouwd, die nu nog altijd bestaan.
In de 17e eeuw werd het kasteel bewoond door Maria-Anne van den Tympel. Zij was de laatste kasteelvrouw. In die tijd werd ook de kapel toegevoegd.
Tegenwoordig wordt het kasteel beheerd door `Erfgoed Vlaanderen`.
Er worden elk jaar Kasteelfeesten gehouden, waarbij er ridderspelen geënsceneerd worden.
Omgeving
Het kasteel bezit een zeer grote vijver annex slotgracht. Buiten de slotgracht is er ook een koetshuis, dat in de jaren `90 van de 20e eeuw werd gerestaureerd en verbouwd tot taverne. Dit alles ligt midden in een bos.
Trivia
Het kasteel van Horst is de thuishaven van de stripfiguur de Rode Ridder van Willy Vandersteen.
Het kasteel werd meermalen gebruikt voor televisieopnamen, bijvoorbeeld voor Buiten De Zone.
Vrijdag 15 juni 2007
© Foto`s van het Kasteel van Horst,
voor onze website gemaakt door Jean Sauvillers, Halen, België,
waarvoor onze hartelijke dank.
De muurankers vormen de letters MAVT, die duiden op de laatste Kasteelvrouwe, die omstreeks 1660 op het kasteel van Horst woonde: Maria-Anna van den Tympel.