bel

bel

bel

Pieter Cornelisz Boots

Het `Zwarte Schaap`

Als je met de Stamboom van je familie bezig bent dan kom je soms voor verassingen te staan. Historie opent zijn boeken en je komt te weten hoe het de familie gegaan is. Het zijn meestal de ‘up and downs’, die je verwacht te vinden in een normale familie geschiedenis, soms smeuïg in detail, maar meestal saai… met een opsomming van D.T.B. getallen!  Maar… ineens kom je in de familie het ‘Zwarte Schaap’ tegen, die wat ‘kleur’ in het verhaal brengt, ook al is het zwart.

Het overkwam mij toen ik in het archief van Amsterdam de naam Boots intikte. Zo kwam ik te weten dat er een Boots was die de: ‘dieren in de schoolklas’ heeft geïntroduceerd,  en een hoge militaire rang Boots tot ridder was benoemd.

Maar ineens vond ik ook een zgn. ’Vlugschrift’, een opgetekend en gedrukt verhaal, uitgegeven in 1844 door Wed. J.H.Wendel op de Anjeliergracht No,148 te Amsterdam.

De titel en tekst luide:

“Zitting van het Provinciaal Geregtshof van Noordholland” van 27 en 28 December, 1842
Pieter Cornelisz Boots
Diefstal en Moord

Opnieuw is op de plaats der schuldigen iemand gezeten, die onder den last eener beschuldiging van eene hoofd-misdaad gebukt gaat.

Het verhoor der getuigen, gepaard met de bekentenis van de 27 jarige misdadiger, deed blykens zich naar de woning van Klaas Mulder, landman in de Wogmeer, begeven had, die woning, terwyl het geheele huisgezin ter viering van dezelfs Godsdienst afwezig was, had opengebroken en uit een Kasje, na het Slot van hetzelve verbroken te hebben, ongeveer f 60, ontvreemd had.

13 Zeeuwsche Ryksdaalders en een deel der ontvreemde penningen, werden dien zelven dag door hem, onder valsche opgeven van afkomst, ter bewaring toevertrouw aan eenen Slaapsteehoudster te Purmerernd, by welke hy eenige weeken vertoefd had.

Spoedig vordere hy echter die som weder op, liet zyne schulden tot pand voor gemaakte schulden achter en vertrok, met de belofte van 1 of 2 October zyne schulden zullen komen voldoen, dewyl hy alsdan gelden moest ontvangen.

Door tuschenkomst van eenen derde voldeed Boots inderdaad zyne schulden op 2 October en wel met 8 Zeewsche Ryksdaalders.


Dien zelfden dag, zynde eene Zondag, keerde Klaas Sneeboer, landman in de Beemster, [toen Middenweg no.285, nu no.3, LAB.] des middags ongeveer ten 12 ure, met knecht en meid uit de kerk huiswaarts terug, waar hij slechts een 14 jarig dienstmeisje. Neeltje Spekken genaamd, had achtergelaten.

De knecht en meid hunnen meester vooruit gegaan zijnde, zochten, te huis komende, te vergeefs naar het achtergelaten kind tot dat zy hetzelve ten laatste vermoord vonden liggen in eenen duisteren gang, welke naar den schuur leidde. De verslagene, aan wie de hals letterlyk afgesneden was, hield een mes in hare regterhand.

By de te huis komst van Sneeboer werd verder bevonden, dat een kasje, hetwelk zich inde bedstede van het woonvertrek bevond, opengebroken en uit hetzelve voor ruim f 600, aan kontanten ontvreemd was.

Verder werd er, behalve aan de klink des buitendeurs, ook bloed aan de wal-stoep bespeurd, waaruit wierd opgemaakt, dat de misdadige aldaar zyne handen zoude gewasschen hebben.

Al ras viel de verdenking op de beschuldigde, die in het voorjaar van het afgeloopen jaar bij Sneeboer als werkman in dienst was geweest, en in den ochtend van de noodlottigen 2 den October door onderscheidende personen in de omstreck van Sneeboer’s woning dwalende gezien was.

Eenige boeren stelden daarop pogingen in het werk om hem op te sporen, met dat gevolg, dat hy des avonds in eene Tappery te Purmerend gearresteerd werd.

Adrianus Tempelaar, by wien de beschuldigde destyds te Purmerend gehuisvest was verklaarde dat Boots in den ochtend van den 2den October met de schuit naar Avenhorn, en van daar ongeveer ten twee ure teruggekeerd was, in zyne dagelyksche plunje uitgegaan, verkleedde hy zigh by zyne terugkomst, na zich te hebben laten scheren, in zyn Zondagsgewaad, betaalde zyn kostgeld, voldeed zyne overige sculden.

De betalingen van een en ander werden door hem met Zeeuwiche ryksdaalders, gerande drieguldens en andere speciën gedaan, door hem by Sneeboer ontvreemd. Een deel der overige penningen werd in de zakken van Boots, het overige onder de planken der hooischelf van Tempelaar gevonden.

Boots bekende terstond tydens zyne aanhouding, de door hem opgelegde feiten. en gaf op. dat hy Purmerend vroegtydig verlaten had met oogmerk om ten huize van Sneeboer eene diefstal te begaan; moord te plegen was echter by hem niet opgekomen.

Hy verhaalde verder hoe Neeltje Spekken, die hem zeer wel kende, hem op zijn kloppen opengedaan en binnengelaten had ; daarop ongeveer een uur by haar vertoefd, eene pyp gerookt, koffie gedronken en eene appel gegeten, welke hem door het meisje  uit welwillendheid gegeven was.

Gedurende een oogenblik dat het meisje zich verwyderde, had hy wetende waar Sneeboer gewoon was zyn geld te bergen, het kasje opengebroken, en eene aanzienlyke geldsom uit hetzelve had ontvreemd.


Daar hy vermeende dat Neeltje Spekken, niets van de diefstal bespeurd had, wilde hy het huis weder verlaten en trok daartoe reeds zyne schoenee aan en stak daarna zyne pyp op; hy verzocht daarop zyn slachtoffer om eenig  drinken, hetwelk hem de plaats aanwees, waar hy hetzelve kon vinden.

By die gelegenheid zag hy in het voorhuis een mes op een bak met aardappelen liggen vatte hetzelve en vrezende dat de diefstal door het meisje ontdekt zou worden begaf hy zich naar het ongelukkige kind, hetwelk hy by de deur der dors aantrof. Deze riep daarop: “God! wat wil je met dat mes!”…….

Hy greep haar daarop aan, sleepte haar naar de dors, en sneed de ongelukkige na dezelve op den grond geworpen te hebben herhaaldelyk in de hals…..

Hy verliet daarop terstond het huis, waschte zyne handen af, stak alsnog te voren het mes in de hand der verslagene en keerde daarop naar Purmerend terug.

Zyn verder gedrag aldaar bleek verder uit de hierboven aangehaalde verklaring der getuigen.

De Advocaat- Generaal Mr.D.C.v.d.Kemp, schetste by het nemen van zyn requisitoir den beschuldigde af als iemand, die van de eene tot andere ondeugd overgaande, ten laatste tot de grootste gruwelen was gekomen.

Luiheid toch had hem tot losbandigheid, deze ondeugd weder tot diefstal, en diefstal ten laatste tot dezen gruwzamen moord gebragt.

Mr. M.H. s’Jacob, betoogde onder andere ten voordeele van den beschuldigde, dat het geenszinds regtens bewezen was, dat de manslag hier met voorbedachten rade was gepleegd was, en dat hy derhalve wegens moord niet kon veroordeeld worden.


Zoo als men bereids vermelde is Boots, zoowel aan het plegen van diefstal met buiten- en binnen braak, als aan moedwilligen doodslag, door diefstal voorafgegaan, schuldig verklaard en dien tendgevolge tot de straffe des doods verwezen.

GRATIE VERZOEK.[afgewezen]

Jaar vonnis: 1842; naam: P. Boots; sekse en leeftijd: man, 27 jaar;

Rechtbank Noord Holland; delict: doodslag en diestal;

Geen Gratie; W.357, datum: 22-02-1843; bron K150.

Wie waren deze Pieter Boots en Neeltje Spekken?

Pieter Cornelsz. Boots, arbeider, is geboren op 12 Juni 1815 te Avenhorn, ongehuwd, meerderjarige zoon van Cornelis Boots koopman en Antje Mul, huisvrouw

Neeltje Spekken, dienstmeid, is geboren op 3 Mei 1828 te Berkhout, dochter van Klaas Spekken, landman en Willempje Braas, huisvrouw (beide ouders waren tijdens de moord al overleden).

Maartje Mul (moeder van Klaas Spekken) en Antje Mul, waren zuster!

Het Regt en Justitie

Hetwelk binnen de stad Hoorn op Dinsdag 7 Maart, 1843 op de Roode Steen heeft plaats gehad aan den persoon van Pieter Boots, oud 27 jaaren, geboren te Avenhorn. Wegens moedwilligen moord en diefstal, waarvoor hij met den koorde gestraft is, dat er de dood navolgde. Zo werd het aan het grote publiek bekend gemaakt. 

‘Met de koorde gestraft’ betekende dat de misdadiger op een stoel met zijn rug tegen een wurgpaal, werd vast gebonden. Dan met een ‘koord’, gewikkeld om zijn nek en de paal, werd hij met het aandraaien van een gevormde lus, gewurgd. Daarna werd het dode lichaam aan een buiten de Poort van de stad Hoorn, op het ‘Baadland’ staande Galg, opgehangen. De ‘Scherprechter’ kreeg voor zijn taak 8 gulden die de veroordeelde zelf moest betalen. Het lichaam bleef daar hangen totdat het vanzelf in stukken naar beneden kwam en kon, met ook de hulp van de Kraaien, worden opgeruimd.

Pieter_Cornelisz_Boots

Omdat het de laatste keer zou zijn dat er in Noord-Holland een mens publiekelijk geëxecuteerd zou worden was er een grote toeloop van belangstellenden. Zelfs de scholen hadden vrij gekregen, zo de overlevering het vertelde, om het ‘spektakel’ voor de laatste keer te kunnen zien. 


Aan elk verhaal zit een begin maar ook een einde. In dit geval ook aan iemand’s zijn leven… zowel van het slachtoffer als wel van de dader.

Dirk Buimer schreef daarover het volgende passend prozaïsch eindverhaal !

Regt en Justitie  

Helaas wat is de boosheid groot,
Door satans list gedreven,
Pieter Boots deez’ moordenaar,
Bragt een meisje om het leven,
Ja vrienden hoort voorwaar,
Een kind van ruim veertien jaar,
Bragt hij onschuldig om het leven,
Gelijk men  hier vindt beschreven.

Nu moet hij voor deez’ gruweldaad,
Ook loon naar werk ontvangen,
En hij moet volgens Konings wet,
Ook aan den galg hangen,
Ja, zoomoet hij thans voorwaar,
Zijn jonge leven derven,
Tot exempel voor ons altegaar,
Deez’ schandelijke dood thans, sterven

Nu ging hij naar het treurtoneel,
Met handen toegevouwen,
En sprak: o barmhartige God,
Op U stel ik mijn vertrouwen;
Dat Gij door uw barmhartigheid’
Wilt vergeven mijn zonden groot,
Want ik heb thans een groot berouw,
Van deze gruwelijke moord.

Och Heer! riep hij thans voorwaar,
o God dit moet zo wezen,
Ja ik krijg verdiende loon,
Ik zal den dood niet vreezen,
Als Gij door uw genade groot,
Mijn zonden wilt vergeven,
Dat ik met den moordenaar aan ’t kruis,
Eeuwig bij U moge leven.

Ja gij roept thans voorwaar
In uw heilige bladen,
En zegt: komt allen tot mijn
Die met zonden zijt beladen,
Die doe ik voor u belijden,
Heer neem mijn ziel genadig aan,
En wilt mij hierna verblijden.

Want gij o Heer begeert toch niet,
Zoo zegt uw woord voorwaar,
Dat het u ook niet behaagt,
De dood van een zondaar,
Maar dat zij met mond en hart,
Aan u berouw betoonen,
Dan wilt gij met barmhartigheid,
Hun zonden ook verschoonen.

Toen sprak de leeraar tot hem:
Erken dan maar uw zonden,
Ja dan zult gij thans voorwaar,
Door Jezus reine wonden,
Een goede plaats bekomen,
Voor uw beklemd gemoed,
Hij doe u dit ondervinden,
Ja val dan hem te voet.

Spiegelt u dan oud en jong,
Gij armen en ook rijken,
Dat gij op het kwaad niet bouwt,
Gij ziet thans hier een teeken,
Dat God op heeter daad,
De kwaden niet kastijdt,
Maar van hen wordt gevonden
Al is men digt en wijd,………


Het gebed

Van de veroordeelden in zijne treurkamer. 

Heilig en regtvaardig God, ik beken voor U van ganscher harte dat ik de doodstraf door mijne euveldaden verdiend heb. Ik ben gewillig om deze zwaren en schandelijken dood te ondergaan, en te ontvangen wat mijne daden waardig zijn; gij zijt regtvaardig en al uwe oordeelen zijn regtvaardig, o Gij groote ontfermer, wees mij arme zondaar genadig om Christus wil, doe al mijne misdaden uit, en vergeef mij mijne zonden. Gij hebt immers naar Uwe groote goedertierenheid vergeving beloofd, al waren mijne zonden menigvuldiger als het zand aan den oever der zee. Ik buig mijne kniën en bid U om genade, ik ereken mijne afschuwelijke misdaad, ik smeek U, vergeef het mij o Heer!, laat mij niet in mijne zonden verderven en laat niet eeuwig Uw’ toorn over mij blijven. Gaarne wil ik hier tijdelijk lijden, hetgeen ik verdiend heb, bewaar mij voor de pijn der helle. Gij hebt immers Uwen Zoon gezonden om zondaren zalig te maken! In Uwe handen beveel ik mijne ziel in eewigheid….Amen!

De klok sloeg thans. Men zag hem met geduld neergebogen het treurtoneel optreden. Zijn uur was vervuld; hij sloeg zijne oogen ten Hemel tot erkentenis van God, ja ieder was bewogen over dit rampzalig lot. Dat het onzen wensch zij, dat God zijne zonden heeft vergeven en dat hij bij mij des Hemels heerscharen eeuwig moge leven!

UEd. dw. Dienaar, DIRK BUIMER.


Overlijdingsacte van Pieter Cornelisz. Boots

Op heden de achtsten der maand April, achtien hondertdrie en veertig is door ons ondergetekende, Burgermeester, ambtenaar van den Burgerlijken stand der gemeente Grosthuizen ingeschreven  de acte van overlijden van Pieter Cornelisz. Boots, overleden binnen de stad Hoorn op den zevende Maart dezes  jaars, oud zeven en twintig  jaren, van beroep arbeider, geboren te Avenhorn en wonende te Grosthuizen, zoon van Cornelis Boots, overleden, en van Antje Mul te Grosthuizen.

De inschrijving is geschied ten gevolge van een doodextract afgegeven door een ambtenaar van de Burgerlijke Stand der Stad Hoorn in dato van vier April achttienhondert drie en veertig en ter voldoening aan art. 50 van het Burgerlijk wetboek……

Samensteller: Laurens A. Boots, Purmerend, 1 mei 2012
Klik hier voor meer gegevens over de afstamming van Pieter Cornelisz. Boots
stuurlinks stuurrechts

.