Lockhorst, van Jan en Adriana van der Does
`Kopiewapenboek Gelre`
Uit De Collecties Van De Hoge Raad Van Adel
(gepubliceerd in het tijdschrift De Nederlandsche Leeuw 123 (2006), nr. 1, kolom 49-56).
Eén van de pronkstukken uit de collectie van de Hoge Raad van Adel, tevens het oudst aanwezige wapenboek, betreft het kopieboek naar het befaamde wapenboek van de heraut Gelre. Bij bijzondere gelegenheden werd het tentoongesteld en zelfs uitgeleend, zoals in 1933 en 1958. Het betreft een in perkament gebonden handschrift op folioformaat, dat 64 rechtsboven genummerde papieren bladen telt en op de rug van de band slechts vermeldt: `Wapen / boeck / 33 C / K`. Niet alle bladzijden zijn (volledig) met familiewapens in kleur ingevuld, maar op vrijwel alle bladzijden is voorwerk verricht door de contouren van de (doorgaans) twintig schildjes per bladzijde met soms ook de helmen met de pen te tekenen. Deze behoefden vervolgens slechts ingekleurd te worden en zijn in een aantal gevallen langs de zijkant van de naam van de schildvoerder voorzien. Naar het oorspronkelijke handschrift, dat door de heraut van de hertog van Gelre rond 1400 is vervaardigd, zijn in hiërarchische volgorde de wapens getekend van de paus, de keizer, bisschoppen, hertogen en graven van het Heilige Roomse Rijk, gevolgd door hun vazallen, die onder anderen tot de adel van de Lage Landen behoorden.
De datering en de naam van de tekenaar van het kopiewapenboek, dat van hoge kwaliteit is en de wapenfiguren kunstzinniger en vooral ook humoristischer weergeeft dan het origineel, werden voor het eerst vermeld in de catalogus van eerdergenoemde tentoonstelling in 1933: Cornelis Enghebrechtsz, 16e eeuw. De catalogus uit 1958 voegt daar een herkomstgegeven (collectie dr. C. Booth, 1605-1678) aan toe en meldt bovendien het aantal getekende wapens: ongeveer 1400. Dit zijn er minder dan in het origineel, terwijl de volgorde hier en daar een andere is. De vorstelijke wapens in het kopiewapenboek worden niet voorafgegaan door rijmteksten, zoals in het origineel, maar door de alliantiewapens van de vermoedelijke opdrachtgevers, elk met hun acht kwartierwapens. Deze zijn van belang voor de toeschrijving en mogelijk zelfs de voornaamste reden van toeschrijving aan de rond 1500 in Leiden werkzame kunstenaar.
Tegenover elkaar zijn op folio 1 verso en 2 recto in maniëristische stijl de wapens getekend van Jan van Lockhorst (overleden 1535) en Adriana van der Does (overleden 1555). Zijn wapen (in goud een schuinkruis, bestaande uit negen aanstotende zwarte ruiten) is uitgevoerd in schildvorm met halfaanziende helm, dekkleden (zwart, gevoerd van goud) en helmteken (twee zwarte berenpoten, komende uit een kuip van tegenhermelijn); haar wapen (in rood negen aaneengesloten zilveren [lees: gouden] ruiten, 5 en 4) in ruitvorm als gedeelde (heraldisch) linkerhelft, (compleet) van een kale tak afhangende. Beide schilden zijn bevestigd aan een koord met kwastjes. Zijn acht kwartierwapens aan de randen van de bladzijde zijn: (links) Lockhorst, Merwede, Winssen en ? (blauw en een gouden schildhoofd); (rechts) Rijswijck, gezegd van Oegstgeest, Boschuysen, Oegstgeest en Van der Burch. Haar acht kwartierwapens zijn: (links) Van der Does, Vlaardingen, Oudshoorn en Dijck; (rechts) Poelgeest, Naaldwijck, Zwieten en Nijenrode.
Hoewel uit de opstelling van de kwartierwapens blijkt op wie deze wapens betrekking hebben, is aan de achterzijde van de bladzijden door middel van initialen en symboliek, als een soort rebus, nog eens aangegeven welke personen het betreft. Op bladzijde 1 recto hangen aan een kale tak, aan een rood lint met gouden kwastjes, de letters I (van Jan of Johan) en A (van Adriana) met daaronder een grijze bodebus (metalen koker ter verzending van documenten) met een sleutelgat. Geheel rechtsonder bovendien een krabbeltje in de vorm van een soort bloempje, waarvan niet duidelijk is of het een versiering of een monogram is. Op bladzijde 2 verso zijn op ongeveer dezelfde wijze de letters W en H opgehangen met als attribuut een scharnierende gesp (?). Het ligt voor de hand om achter deze letters de initialen te zien van de ouders van Adriana, wier ruitvormige alliantiewapen immers aan ommezijde is afgebeeld. Dit zijn Willem van der Does (overleden 1495) en Henrica van Poelgeest, die zowel bij de vererving naar de familie Van Lockhorst van het huis Oud-Teilingen bij Warmond als van de grafelijke hof aan het Pieterskerkhof te Leiden een sleutelrol vervulden.
Zowel het huis als de hof heten nadien Lokhorst! De opdracht van beide lenen was afkomstig van de kinderloze Adriaan van Poelgeest (overleden 1507), die met Machteld van der Does, zuster van Willem voornoemd, getrouwd was en zijn goederen voor een belangrijk deel naliet aan zijn (dubbele) nicht Adriana van der Does Willemsdochter.
Ter nagedachtenis van de ouders van Adriana van Lockhorst-van der Does is in opdracht van de drie dochters en schoonzoons - zoons waren er niet - ten behoeve van het familiegraf in de Lokhorstkapel van de Pieterskerk een memorietafel vervaardigd, waarop niet alleen de ouderportretten (vermoedelijk aan de achterzijde van het middenpaneel, getiteld `Opening van het boek met de zeven zegels' , dat thans niet meer traceerbaar is), maar ook die van de zes (schoon)kinderen zijn afgebeeld (op beide bewaard gebleven zijluiken, waarop in dorso in het groot de alliantiewapens zijn aangebracht). Dit werk van Cornelis Enghebrechtsz is in 1964 uit het geslacht Van Limburg Stirum (Noordwijk) aangekocht door Stedelijk Museum De Lakenhal te Leiden.
De toeschrijving in 1933 aan (het atelier van) deze schilder moet vooral voortgekomen zijn uit de conclusie dat de opdrachtgevers voor memorietafel en handschrift hetzelfde gezin betreffen en dus uit dezelfde tijd en omgeving moeten stammen. Van Anrooij vermeldt zelfs dat het kopiewapenboek in 1542 in het atelier aanwezig was. Deze conclusie moet gebaseerd zijn op de gekleurde wapentekeningen, aanvankelijk toegeschreven aan Cornelis Enghebrechtsz, maar later – waarschijnlijk vanwege de datering 1542 – aan zijn zoon Pieter Cornelisz., die in 1933 op dezelfde tentoonstelling uit particulier bezit werden geëxposeerd, en eveneens naar het wapenboek van de heraut Gelre zouden zijn gemaakt. Deze losse gekleurde wapentekeningen op folioformaat werden ingelijst tentoongesteld op de grote Oranje-Nassau tentoonstelling in de Gothische Zaal te `s-Gravenhage in 1880, maar daar een eeuw te vroeg gedateerd.
Door een latere publicatie van de toenmalige eigenaar J.C. van der Muelen, die drie van de vier bladzijden (`twee dubbelbladen, genummerd 4-7`) door J.M. Lion, wapentekenaar van de Hoge Raad van Adel, `voor steendruk in orde liet brengen` om deze af te kunnen beelden, kan nu de conclusie getrokken worden dat het min of meer exacte kopieën naar het onderhavige wapenboek zijn. Bladzijde 4 (in het origineel 7 recto), 5 (7 verso) en 6 (8 recto) zijn in de De Ned. Leeuw afgebeeld en beschreven, maar van bladzijde 7 wordt slechts vermeld dat op deze bladzijde middenboven het jaartal 1542 en het merk (geen duidelijk monogram) van de onbekende kunstenaar zijn aangebracht. Lion heeft dit herhaald op alle drie zijn tekeningen, maar bladzijde 7 niet gekopieerd, waarschijnlijk omdat deze verder leeg was.
De tussentijdse eigenaar van het onderhavige wapenboek, de Utrechtse genealoog en collectioneur Cornelis Booth (1605- 1678), wordt voor het eerst vermeld in een bespreking van het wapenboek van de heraut Gelre door de voorzitter van de Internationale Akademie voor Heraldiek. Hij heeft dit kunnen concluderen uit enkele genealogische aantekeningen op het schutblad achterin het boek, die onmiskenbaar het handschrift van Booth verraden. Halverwege het kopieboek is zelfs een inlegbriefje te vinden met hetzelfde handschrift, dat daar dus mogelijk al meer dan driehonderd jaar ligt!
Uit het archief van de Hoge Raad van Adel blijkt, dat in 1882 een twaalftal handschriften, waaronder van Booth, door de toenmalige rijksarchivaris in de provincie Utrecht, S. Muller Fz., aan de Raad werden overgedragen, waaronder als nr. 6 een `Wapenboek met ongeveer 1400 uitstekende afteekeningen van familiewapens met helmteekenen van verschillende meest Utrechtsche edelen. [einde der 15e eeuw.] 1 deel. fol.`.
Aan de hand van bovenstaande conclusies en nieuw onderzoek kan thans een nauwkeuriger datering van het kopiewapenboek plaatsvinden. Dankzij het watermerk, dat veel overeenkomst vertoont met dat van de onlangs uitgegeven Kattendijke- kroniek, kan voorzichtigheidshalve tot een datering rond 1500 worden geconcludeerd. Met uitzondering van de schutbladen is steeds een gotische P als watermerk zichtbaar. Deze komt in twee verschillende vormen voor, die beide afwijken van de vier verschillende op de katernen van de Kattendijke-kroniek. Globaal omschreven komt de P óf zonder vierblad voor óf met vierblad, maar dan steeds aan een lange steel met drie schakelpunten. Volgens Briquet kan deze variatie met een (te) ruime marge tussen 1486 en 1572 worden gedateerd, terwijl volgens Piccard – althans voor de vier variaties in de Kattendijke-kroniek – heel nauwkeurig tot 1490-1492 kan worden geconcludeerd.
Het watermerk van het schutbladkatern is een aan een haakje hangende ruitvormige druiventros, waaraan kapitaalletters (initialen IC?) hangen. Briquet kent een voorbeeld uit 1506, maar ook één uit 1581. Codicologisch onderzoek moet een nauwkeuriger datering kunnen opleveren, in samenhang met een belangrijk jaar in de familiegeschiedenis Van der Does. In 1507 gaan de leengoederen van Adriaan van der Does immers over op zijn nichtje Adriana van Lockhorst-van der Does. Zowel de memorietafel als het wapenboek kunnen als een demonstratie worden gezien van overgang van macht van het ene in het andere geslacht, zoals zich dat eveneens in de gewijzigde naamgeving manifesteerde. Ook in de kopiëring van het wapenboek komt dit tot uitdrukking. De reden waarom het wapenboek van de heraut Gelre als voorbeeld werd genomen, heeft mogelijk te maken met het feit dat ridder Adam (Daem) van Lockhorst, voorvader van Jan van Lockhorst, met zijn blazoen voorkomt onder de bisschop van Utrecht in het originele wapenboek (nr. 1583; hier gekopieerd op folio 30 verso).
In de hiërarchie van overgetekende wapens wordt op folio 4 verso een begin gemaakt met negen wapenschilden met bijwerk, waarbij de keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie centraal staat. Daarboven is het wapen van de paus afgebeeld en links, van boven naar beneden: de bisschoppen van Mainz, Keulen en Trier; rechts, van boven naar beneden: de paltsgraaf van de Rijn, de hertog van Saksen en de graaf van Katzenelnbogen; middenonder: de koning van Bohemen. Op de volgende bladzijden volgen vele andere West-Europese hertogen en graven, in eerste instantie gevolgd door Hollandse edelen, waaronder op de foliobladen 7 verso en 8 verso de wapens van de families van de vermoedelijke opdrachtgevers. Deze komen, op een paar uitzonderingen na, niet voor in het origineel, maar worden hier als het ware tussengevoegd op plaatsen waar zij "zichzelf zagen staan". Daarna worden de wapens van clusters edelen tezamen getekend achter hun respectievelijke soevereinen, zoals de koning van Hongarije, de koning van Denemarken, de koning van Bohemen, de bisschop van Mainz, de bisschop van Keulen, de bisschop van Trier, de paltsgraaf van de Rijn, de hertog van Saksen, de landgraaf van Hessen, de burggraaf van Neurenberg, de bisschop van Würzburg, de hertog van Karinthië, de hertog van Brabant (zowel fol. 25 vso. e.v. als 39 e.v.), de koning van Zweden, de bisschop van Utrecht, de graaf van Holland, de hertog van Gulik, de hertog van Berry, de graaf van Kleef, de graaf van der Marck, de bisschop van Munster, de hertog van Gelre e.a. Met behulp van het origineel kunnen de meeste wapens geïdentificeerd worden, maar niet alle omdat er hier en daar weggelaten en toegevoegd zijn en bovendien de volgorde verschilt.
Eén van de toegevoegde wapens biedt bij uitstek de mogelijkheid om tot een meer exacte datering van het handschrift te komen. Dit is het wapen van de contemporaine paus op folio 4 verso, dat het familiewapen De Medici (in goud vijf rode bollen, in het schildhoofd vergezeld van een blauw schildje, beladen met drie gouden lelies) laat zien, uit welk geslacht Giovanni de Medici (1475-1521) stamde, die vanaf maart 1513 tot zijn overlijden op 1 december 1521 onder de naam Leo X paus was. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat het kopiewapenboek hoogstwaarschijnlijk uit de tijd dateert van Maximiliaan I van Habsburg (overleden 12 januari 1519) als keizer van het Heilige Roomse Rijk.
De vererving van het handschrift in de familie Van Lockhorst kan dezelfde weg zijn gegaan als de eerder beschreven leengoederen. Deze vererfden via de achterkleindochter van Jan van Lockhorst en Adriana van der Does, te weten Geertruid van Lockhorst Vincentdr. (overleden 1630), die getrouwd was met Claas van Matenesse (overleden 1617) op Jacob van Wassenaer (1592-1658), heer van Warmond, die met hun dochter Jacoba van Matenesse (overleden 1626) was getrouwd. Met de generatie van hun kinderen bereiken we dan de tijd, dat Booth eigenaar werd, maar zijn aankomsttitel is niet bekend. Na zijn overlijden is de collectie Booth (inclusief die van Aernout van Buchell) in zekere zin tezamen met de heerlijkheid Mijdrecht uiteindelijk vererfd op de fungerend voorzitter van de Hoge Raad van Adel, M.L. van Hangest baron d`Yvoy van Mijdrecht (1753-1831), die kinderloos overleed. Niet de Raad verwierf toen de collectie Van Buchell-Booth, maar Gedeputeerde Staten van Utrecht kon deze in 1840 aankopen ten behoeve van het archief. Uiteindelijk kwam een deel van de collectie, zoals we hierboven zagen, in 1882 toch bij de Raad terecht.
Het integraal scannen van het kopiewapenboek, waarvan hier en daar bladzijden zijn overplakt en dat op andere plaatsen om restauratie vraagt, is een eerste stap in de richting van conservering en behoud; het origineel behoeft immers minder geraadpleegd te worden.
MR. E.J. WOLLESWINKEL
Afb. 1. Monogrammen van Jan van Lockhorst en Adriana van der Does (fol. 1).
Afb. 2. Kwartierwapens van Jan van Lockhorst († 1535) (fol. 1 verso).
Afb. 3. Kwartierwapens van Adriana van Lockhorst-van der Does († 1555) (fol. 2).
Afb. 4. Monogrammen van Willem van der Does en Henrica van Poelgeest (fol. 2 verso).
Afb. 5. Wapens van paus Leo X, de keizer (centraal), de koning van Bohemen (middenonder), de bisschoppen van Mainz, Keulen en Trier (links), de paltsgraaf van de Rijn, de hertog van Saksen en de graaf van Katzenelnbogen (rechts) (fol. 4 verso).
Afb. 6. Wapens van Jan van Lockhorst en aanverwanten Ryswick, Boschusen, Vanden Burch, Vlairdingen, Oesthorn, Dyck, Zwieten, (...), Lawick, (...), Die Boel, Zyl, (...), Roederyse (fol. 8 verso).
Hoge Raad van Adel (HRvA), Den Haag, handschriftencollectie ‘paars’, inventarisnummer 546.
Catalogus der genealogisch-heraldische tentoonstelling van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde (KNGGW), Den Haag (Raadsgebouw) mei 1933, nr. 387; Tentoonstelling t.g.v. het 75-jarig bestaan van het KNGGW, Delft (Museum Het Prinsenhof) zomer 1958, cat. nr. 70.
De afmetingen zijn 40,7 x 29,5 cm., terwijl rechtsonder op sommige bladen een niet altijd doorlopende lage nummering in Romeinse cijfers zichtbaar is. De bladen 3 en 5 ontbreken.
Het origineel berust in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel (ms. 15652-56) en is integraal (helaas in zwart wit) uitgegeven door Jan van Hellemont te Leuven in 1992, waarin in facsimile eerdere literatuur is opgenomen, alsmede een beknopte maar overzichtelijke inleiding door C. van den Bergen-Pantens. Het belangrijkste commentaar op het wapenboek tezamen met een uitgebreide identificatie van de heraut Gelre is te vinden in het proefschrift van W. van Anrooij, Spiegel van ridderschap; heraut Gelre en zijn ereredes, Amsterdam 1990 (Ned. Literatuur en cultuur in de Middeleeuwen I).
De Wapenheraut 10 (1906), p. 10/11 en 35-37; J.C. Kort, `s-Graven spithout, in: Uit Leidse bron geleverd; afscheidsbundel drs. B.N. Leverland, Gemeentearchief Leiden, 1989, p. 130-137.
Jaarboek van de Ned. Adel 5 (1893), p. 84-86; Ons Voorgeslacht 27 (1972), p. 257, en 51 (1996), p. 44/45.
Museumcatalogus 1983, inv.nr. 622 (met afb.); J.D. Bangs, Cornelis Engebrechtsz.’s Leiden. Assen 1979, p. 35-46, waarin het onderhavige wapenboek niet wordt vermeld; Leven na de dood; gedenken in de late Middeleeuwen. Tentoonstellingscatalogus Museum Catharijneconcent Utrecht, cat. nr. 58, p. 65, 72, 87-89.
W. van Anrooij, Spiegel van ridderschap (op.cit.), p. 237, noot 308.
Cat. KNGGW 1933, nr. 388.
Catalogus der tentoonstelling van voorwerpen betrekking hebbende op het vorstelijk stamhuis Oranje-Nassau en op de wapen-, geslacht- en zegelkunde in het algemeen, `s-Gravenhage (Gothische Zaal) 1880, nr. 3151.
De Ned. Leeuw 3 (1885), p. 47,48 en 80; 14 (1896), k. 171 en 172 (met drie ongenummerde ingeplakte foliolitho’s).
P. Adam-Even, L`armorial universel du héraut Gelre (1370-1395); Claes Heinen, roi d`armes des Ruyers (Archieves héraldiques suisses 1971), p. 11.
Hoge Raad van Adel (HRvA), notulen 1882, nr. 21/5. De andere elf werken zijn voor zover het drukwerk betreft (o.a. de genealogie Booth) in de bibliotheek terug te vinden, terwijl de handschriften in de collectie `paars` zijn te traceren onder de inv.nrs. 587 (18de-eeuws wapenboek, dus niet van Booth), 588 (serie wapenboekjes door A. van Buchell, o.a. 1613), 589 (wapenboekje door Abraham Booth, zijn in 1636 overleden kinderloze broer), 590 (idem door A. van Buchell), 591 (idem door P. van Brederode, 1686), 592 (gedrukte genealogie Booth, met aantekeningen van C. Booth) en 658 (afschriften van o.a. notariële akten, vroeg 17de-eeuws). Ander werk van Booth is in de collectie `paars` aanwezig onder de inv.nrs. 421 en 543A.
A. Janse e.a., Johan Huyssen van Kattendijke-kroniek. Instituut voor Ned. Geschiedenis, Den Haag 2005. Zie mijn boekbespreking in Virtus, Jaarboek voor adelsgeschiedenis 12 (2005), p. 188-198.
C.M. Briquet, Les filigranes, Amsterdam 1968, nrs. 8625, 8644 en 8653.
G. Piccard, Wasserzeichen Buchstaben P, 3 delen, Stuttgart 1977.
J.A.A.M. Biemans, Codicologische beschrijving van het Kattendijke-handschrift, in: Kattendijke-kroniek (op.cit.), p. LXI-XCIV.
Briquet, op.cit., nrs. 13192 en 13193.
Een detail van fol. 24 vso. met wapens van Oostenrijkse adel is afgebeeld in: Genealogie 10 (2004), p. 55.
J. Siebmacher`s Wappenbuch, deel 9 (I, 2), Neurenberg 1870, Tafel 71; H. Grotefend, Taschenbuch der Zeitrechnung, Hannover 1971, p. 128. Leo X was de eerste paus uit het Huis De Medici; de latere pausen Clemens VIII (1523-1534), Pius VI (1559-1565) en Leo XI (1605) voerden hetzelfde wapen, maar komen in tijd minder overeen met de andere dateringsargumenten (vgl. O. Neubecker, Heraldiek, Amsterdam/Brussel 1978, p. 236/237).
Zie noot 5 en H.G.A. Obreen, Geschiedenis van het geslacht Van Wassenaer, Leiden 1903, p. 161.
M.J. Bok en N. Plomp, Genealogie en heraldiek in zeventiende-eeuws Utrecht, in: Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 59 (2005), p. 36-70, in het bijzonder p. 53-55.
Het nummer van de voetnoot, waarin de collectie Booth beschreven wordt, zoals deze berust in de collectie van de Hoge Raad van Adel, is 13.
Met toestemming van Mr. E.J. Wolleswinkel, secretaris van de Hoge Raad van Adel, overgenomen, van: http://www.hogeraadvanadel.nl. Waarvoor onze dank.