Oorlogsmonument Leiden
Foto: B. van Bohemen / NIOD
Leiden, monument aan de Haagsche Schouwweg
Onthulling: 26 april 1941
Ontwerp: A. Glansdorp (ontwerper), Gerard Hoppen (beeldhouwer)
Het monument aan de Haagsche Schouwweg te Leiden is een bakstenen muur met in het midden een gedenkzuil. Op de zuil is een wit natuurstenen reliëf en een plaquette bevestigd. Voor de zuil bevinden zich een aantal treden en een vlaggemast. De tekst op de plaquette luidt:
GEVALLEN NABIJ DE HAAGSCHE SCHOUW EN DE VLIEGVELDEN VALKENBURG EN OCKENBURG.
15e depot-bataljon Sergt - J. v.d. HamSergt - H.J.A. Jansen Korp - H. Bamberg Dpl - C v.d. Beek 10e depot-bataljon Sergt - W.A. v. Ommen Korp - J.A.H. Olijhoek Dpl - K. Daan W.J.A. de Graaf J. Koper J. Olijmans D. v.d. Schaft P. v.d. Velden M. Vergunst J. Weber |
22e depot bataljon Kapt - P.J.A. Boot |
C. v.d. Keulen |
4-II Dep. Ber. Art.
5-IV Dep. Afd. Ber. Art. |
ZIJ STREDEN - VIELEN JONG EN NOG RECRUUT MOEDIG VOOR HUN LAND.`
Informatie afkomstig van de gemeente Leiden. Informatie afkomstig uit het Jaarboek van de Dirk van Eck- stichting, 1 mei 2004.
Informatie afkomstig van de websites: www.vliegveld-ockenburg.net en www.mei1940.org
Geschiedenis
Het monument aan de Haagsche Schouwweg te Leiden is opgericht ter nagedachtenis aan de 53 militairen van de IIe Depot Bataljon die in de strijd tegen de bezetter nabij de Haagsche Schouw en de vliegvelden Valkenburg en Ockenburg zijn gesneuveld. Tijdens de mobilisatie werd het hulpvliegveld Ockenburg in gereedheid gebracht. Het veld had één baan met een grootte van circa 600 bij 200 meter en was omgeven door sloten. Op bevel van de Opperbevelhebber van de Land- en Zeemacht (O.L.Z.) werd op 26 april 1940 bepaald dat de Commandant van het eerste Leger Korps (C.-I L.K.) twee secties zware mitrailleurs zou aanwijzen voor de verdediging van het vliegveld. Het Regiment Grenadiers (gelegerd in Loosduinen) zou hiervoor worden ingezet. Daarnaast was op 3 mei besloten tot de oprichting van Depotcompagnieën bewakingstroepen.
Een van die compagnieën was de 22e Depotcompagnie bewakingstroepen, onder leiding van reservekapitein der Infanterie, Mr. P.J.A. Boot. In de avond van 7 mei 1940 kreeg commandant Boot het bevel de bewaking over te nemen van de twee secties zware mitrailleurs van het Regiment Grenadiers. De opdracht luidde: `Beletten dat buitenlandse vliegtuigen op Ockenburg landen dan wel, na geland te zijn, zich ontwikkelen en uitbreiden.` Op 8 mei arriveerde de 22e Depotcompagnie bewakingstroepen, bestaande uit drie secties van in totaal 96 manschappen. Vanaf 9 mei moest de gehele compagnie in de nacht strijdvaardig zijn. Op drie hoeken van het vliegveld stonden lichte mitrailleurs opgesteld. Verdere gevechtsdekking was er niet.
In de vroege ochtend van 10 mei 1940 startte de bezetter met operatie `Fall Gelb`. Vanaf Duitse vliegvelden vertrokken bommenwerpers, jagers en transporttoestellen voor de verrassingsaanval op de vliegvelden Ypenburg, Valkenburg en Ockenburg. Daarnaast werden op de eerste gevechtsdag verscheidene troepen ingevlogen, die de opdracht hadden om vanaf de bezette vliegvelden uit te breken en op te rukken naar Den Haag om de capitulatie af te dwingen. Meer dan 2.000 `Fallschirmjäger` werden ingezet. Deze groep maakte deel uit van de 7de Flieger Division, samen met de 22ste Luftlande Division 16de, 47ste en 65ste Infanterie Regiment. De divisie bestond uit circa 10.000 man. Hiervan zouden er volgens het plan 1.049 man op Ockenburg moeten landen.
Op Ockenburg waren in de nacht van 9 op 10 mei 1940 door personeel van het luchtwachtdetachement radiomeldingen ontvangen dat grote hoeveelheden vreemde vliegtuigen van oost naar west vlogen. Even voor zonsopgang werden deze ook boven Ockenburg waargenomen. Kort nadat op het vliegveld vier Nederlandse jagers waren geland, verschenen er laagvliegende Duitse jagers die het vliegveld bestookten. In tegenstelling tot de vliegvelden Ypenburg en Valkenburg begon de aanval op Ockenburg niet met een inleidend bombardement. Wel werden boven het vliegveld 162 parachutisten afgeworpen. De aanval mislukte in eerste instantie, doordat slechts een vierde gedeelte in de nabijheid van het vliegveld landde.
Een halfuur na de eerste Duitse actie landde een eerste golf van achttien vijandelijke transporttoestellen, enige tijd later gevolgd door een tweede golf van acht vliegtuigen. In korte tijd waren circa 200 Duitsers op het vliegveld gearriveerd. Direct na de landing werd het vuur op de Nederlandse troepen geopend, wat werd beantwoord met tegenvuur. Geleidelijk aan kregen de Duitsers meer overwicht. Hun aantal nam snel toe, doordat troepen uit vliegtuigen die in de buurt van Ockenburg waren geland, zich bij hen voegden. Omstreeks 7.00 uur was de laatste weerstand van 22e Depotcompagnie bewakingstroepen gebroken en was het vliegveld in Duitse handen. De geleden verliezen aan Nederlandse zijde waren aanzienlijk: van de 96 manschappen waren er 24 gesneuveld, terwijl achttien mannen gewond waren geraakt.
Ondanks de verovering van het vliegterrein was er geen sprake van een echte overwinning voor de bezetter. Vliegtuigen versperden de landingsbaan, waardoor verdere landingen onmogelijk waren. Oprukkende Nederlandse eenheden waren inmiddels bezig met het omsingelen van Ockenburg. Dankzij de getroffen maatregelen van het Nederlandse leger (afsluiting van de toegangswegen) was de bezetter niet in staat Loosduinen en Den Haag binnen te dringen. Vanaf Schiphol en Ruigenhoek werd een aantal bombardementvluchten uitgevoerd op de Duitse vliegtuigen die op Ockenburg waren geland. Om het vliegveld te heroveren werden de Nederlandse aanvallen ingeleid door beschietingen met beschikbare artillerie. Nadat de Grenadiers waren uitgebroken uit Meer en Bosch was het vliegveld tussen 14:00 en 15.00 uur weer in de Nederlandse handen.
Bij de gevechten op en rond het vliegveld Ockenburg zijn in totaal ongeveer zestig Nederlandse militairen gesneuveld. De meesten van hen liggen begraven op het Militaire Erehof in Den Haag. Hoeveel Duitse militairen er precies zijn gesneuveld bij de gevechten op Ockenburg is (nog) niet precies bekend. Wel staat vast dat ca. 400 militairen vanuit Den Haag zijn herbegraven in IJsselstein. De bij Ockenburg gesneuvelde Duitse militairen zijn in eerste instantie begraven op de Algemene Begraafplaats Westduin en de Algemene Begraafplaats aan de Kerkhoflaan in Den Haag. Na de oorlog wees de regering IJsselsteyn (gemeente Venray) aan als Duits Soldatenkerkhof. Hier zijn alle in Nederland nog aanwezige graven naartoe overgebracht.
Het monument is onthuld op 26 april 1941 door generaal-majoor W.F.A. Hackstroh. Tijdens de plechtigheid werden toespraken gehouden door de oprichter van het comité tot oprichting van het monument, majoor F.A.J. Alofs, en de Oegstgeester wethouder T. van Egmond. De burgemeester kon niet bij de onthulling aanwezig zijn, omdat de bezetter hem had gearresteerd. Medewerking werd ook verleend door het zangkoor Ex Animo en de muziekvereniging Werkmans Wilskracht.
Wegens een verandering van de Haagsche Schouwweg en de aanleg van een rotonde moest het monument zo`n twintig meter verplaatst worden. Daartoe werd het op 24 april 1995 met behulp van grote hijskranen van zijn plaats gehaald.
Bron: http://www.4en5mei.nl/oorlogsmonumenten
.